Preek zondag 10 maart. 1 Petrus 5

Om in de kerk te werken
moet je geloof ik eigenlijk een bepaalde degelijkheid hebben.
Ik vind dat niet zelf
maar ik heb de wenselijkheid ervan wel ervaren.

Ik heb tijd nodig gehad om me aan te passen aan de kledingcodes.
Ik had niet zoveel met traditionele degelijkheid
Ik preekte in vrolijke combinaties
waardoor ik er voor mijn gevoel niet al te erg uitzag
als een degelijke dominee.
Voor sommige hoorders betekende dat helaas
dat ik er helemaal niet uitzag als een dominee.
Achteraf realiseer ik me dat ik daar aardig wat energie mee verspild heb.
En na een kleine twee jaar was ik om.

Ik stapte over op tamelijk degelijke pakken
waarbij de alleen de kleur van de stropdassen de ernst nog wat verminderde.

Zo stond ik ook in de Kimme.
Een verzorgingshuis in Amsterdam
Ik had mijn meest degelijke pak aangetrokken.
Ik voelde me 40…..

Maar het hielp niets.
Een dove dame brulde in het oor van haar buurvrouw:
“Wat een lekker knulletje”.
Ik voelde me nauwelijks serieus genomen.
Maar ja
ik was nog geen 40.

Wanneer tel je eigenlijk mee in de gemeente van Christus?
Moet je een bepaalde leeftijd hebben
of een bepaalde uitstraling?
Een speciaal soort wijsheid misschien
en is die dan afhankelijk van de leeftijd.
Of kunnen jongeren ook wijs zijn?

In dit gedeelte staat een opvallende oproep.
“Jongeren: erken het gezag van de ouderen.”

Dat klinkt degelijk.
Zou dit betekenen
dat de oudsten in de gemeente
altijd een doorslaggevend oordeel hebben.
En dat jongeren zich hoe dan ook moeten schikken.

Als dat waar is
hebben we in de kerken in NL wel een probleem.
Kijk om je heen.
Kerken die angstvallig vasthouden aan het bestaande,
bijvoorbeeld om de ouderen te plezieren,
leiden vaak een kwijnend bestaan.
Maar proef eens waar het leven is.
Daar zijn jongeren op zoek gegaan
naar een band met de Levende Heer.
Ze zijn op zoek gegaan naar manieren om hun geloof te beleven
vaak buiten de kerk
en hebben het leven geproefd.
En hebben dat leven in de kerk binnengebracht.

Als Petrus hier alleen gehoorzaamheid bedoelt
sluit het in ieder geval niet aan
bij wat we aan goede dingen om ons heen zien.
Jongeren die begaan zijn met de wereld
die hun tijd en energie geven aan de dienst aan de Heer
en die de kerk tot leven brengen.

Ik ben er dan ook van overtuigd
dat Petrus iets anders wil zeggen.

Hij begint
met een aansporing voor de ouderen.

Hoed de kudde van God.
En doe dat vooral een beetje bescheiden.
Wees niet heerszuchtig
maar geef het goede voorbeeld.
Daar zit een diepe waarheid in.

Leidinggeven in de gemeente is niet heersen.
Het gaat er niet om dat de leider
de eer krijgt
of altijd het gelijk krijgt.
Geef het goede voorbeeld.
Dat kan alleen maar het voorbeeld van Jezus zijn.
Een voorbeeld van dienende liefde.

Dat blijkt ook uit wat er wordt beschreven.
Hoed de kudde van God.
Dan zou je zeggen:
zorg dat je herder bent.
Maar dat staat er niet.
Opvallend.
Als je op zoek gaat naar herder in de Bijbel
blijkt het alleen over God te gaan.
Of over Jezus
die zegt: ik ben de Goede Herder.
Een aanstootgevende manier van spreken.
Zijn tijdgenoten wisten
dat dat alleen over God kon gaan.
Leiders zijn geroepen om leiding te geven
maar dat doen ze alleen maar met het mandaat
van de Herder die de kudde leidt.
Wij mensen zijn als we leiding geven
niet meer dan herdersjongens.
Dat blijkt niet makkelijk te zijn.
Dat proef je uit wat Petrus zegt.
Dan zul je als de hoogste herder verschijnt
de krans van luister ontvangen.

Kennelijk valt dat leiding geven niet mee.
Kennelijk is er altijd de spanning
tussen heersen
en dienen.
En heersen lijkt gemakkelijker.
Maar als je het voorbeeld volgt van Jezus
dan geef je dienend leiding.
En dat kost een prijs.
Daarom is het belangrijk
om dat goede vooruitzicht te hebben.
Al is het dan geen erebaantje
je zult toch de krans ontvangen.
Namelijk als de Herder zelf
alles van het leven in het goede licht zet.
De oudsten worden bepaald
bij hun tamelijk nederige taak.

Maar het moet wel gedaan worden.
De gemeente heeft leiding nodig.
Als niemand lijnen durft uit te zetten
en de organisatie in handen durft te nemen
dan functioneert de gemeente niet.
Dan zal er ook weinig licht uitstralen
de gemeente uit
de wereld in.

Daarom is het wel belangrijk
dat de oudsten gehoord en gerespecteerd worden.
Dat hoeft niet per se te betekenen
dat ze altijd gelijk krijgen.

Vandaar ook de oproep aan de jongeren.
Erken het gezag van de oudsten.

Daarbij wordt nederigheid gevraagd van de jongeren.
Dat is dezelfde nederigheid
als gevraagd wordt van de oudsten.
Dat is duidelijk in de Griekse tekst.
De Statenvertaling vertaalt terecht:
Evenzo, gij jongeren…….
weest de ouderen onderdanig.

Jongeren moeten onderdanig zijn
net als de ouderen.

De ouderen dienen Christus
en daarin de gemeenschap.
Zij heersen niet.

Dat geldt ook voor de jongeren.
Ze heersen niet.

Een mogelijke verklaring voor deze opmerking
is de plaats van jongerenorganisaties
in de tijd dat Petrus dit schreef.

In de cultuur van die dagen
waren jongeren regelmatig erg goed georganiseerd.
Er waren talloze strak georganiseerde verenigingen van jongeren
(neoi of neaniskoi)
Daar hield men zich bezig met sport en militaire training
maar tevens met politieke opvoeding en vorming.
(Commentaar NT : van Houwelingen).

Ook in de kerkelijke gemeente
kunnen makkelijk groepen zeer zelfbewuste jongeren zijn geweest.
Getraind,
getalenteerd
en vol van zelfvertrouwen.
Daar kun je een hoop gemak van hebben.

Maar je kunt er ook een hoop last van hebben.

Kennelijk zag Petrus het gevaar
dat die jongeren teveel ruimte zouden krijgen
en daarmee de gemeente niet zouden dienen.

Dat is belangrijk om vast te houden.
Een gemeente mag nooit de inbreng van jongeren negeren.
Vaak hebben ze een specifieke vaardigheid
een goede training
en een heel eigen manier van geloven.
Vernieuwend!

Maar jongeren missen over het algemeen
het overzicht over het geheel.
Niet altijd zijn ze geschikt
om bijvoorbeeld in een dienst
ook de eindregie te houden.

Niet altijd is het goed
als jongeren de sfeer van het gemeentelijk leven bepalen.

Dat zie je in het kerkelijk leven ook wel eens misgaan.
Dan krijgen jongeren ruimte en verantwoordelijkheden
die eigenlijk niet gepast zijn.
Omdat oudsten geen grenzen meer durven stellen
of door het woeden van de tijd
onzeker zijn geworden
en niet meer weten wat de grenzen zijn.
Vandaar de gezonde relativering van Petrus.
Jongeren EN oudsten
moeten onderdanig zijn
en Christus dienen.

Vandaar dan ook:
Overigens, in de omgang met elkaar
moet ieder van u altijd de minste willen zijn.

Waarom is dit nou belangrijk?
Is Petrus hier bezig
om een soort maatschappelijk geaccepteerd gemeentelijk leven neer te zetten.
Gewoon netjes en vriendelijk.
Zodat er niet teveel wrijving is in de gemeente.
In een keurige kerk
gaat iedereen vriendelijk met elkaar om……
Maar zo zijn we geen gemeente van Christus.
Het gaat niet om netheid
en vriendelijkheid.
Petrus leert ons hier een manier van samenleven
die zorgt dat we sterk worden.

Onderwerp u aan Gods gezag.

Dat heb je nodig om toegerust te worden.

We hebben namelijk een taak in de wereld.
We zijn geroepen de grote daden van God te verkondigen.
In ons leven moet de wereld kunnen zien
wie God is.
Zijn grootheid,
zijn liefde
zijn trouw.
Het gaat niet om ons.
Het gaat om God.

En omdat het om God gaat
moeten we zorgen juist op dit punt zorgvuldig te zijn.

Leidinggeven kan kwetsbaar zijn.
Hoe vaak hebben mensen
ook in de kerk
niet op een ontzettende manier heerschappij uitgeoefend.

Leiding geven betekent dat je kwetsbaar bent.
Goede gaven kunnen gemakkelijk ontaarden.
Soms voel je je sterk
maar blijkt dat nou net de zwakke plek te zijn.

En dan ben je zomaar een prooi voor de tegenstander.

Opeens wijst Petrus hier op de duivel.
Als we lezen wat Petrus schrijft over de aanval van de duivel
gaat het ook over andere zaken.
Het voert te ver op dit moment.
Maar ik wil de opmerking over wederzijds respect
even in het licht bekijken
van de duivel die de gemeente aanvalt.

Die wil natuurlijk niet
dat we als gemeente de grote daden van God verkondigen.
Die wil dat we onze eigen grote daden verkondigen
zodat hij alleen maar hoeft af te wachten
tot onze kracht wegsmelt
en het getuigenis van de gemeente verdroogt.

Als Petrus dat schrijft
lijkt de moed ons even in de schoenen te zinken.
Als je als eenvoudig gemeentelid
bang moet zijn voor wat de duivel doet
dan wordt het leven onveilig.
Dan gaat het over krachten waar je niet tegenop kan.

Maar dat is niet waar.
Hier klinkt een heldere oproep.
Weersta de duivel!

Zo lastig is dat niet.
Leef in het Koninkrijk
en de boze verdwijnt met de staart tussen de benen.
Hij is niet bestand
tegen de Naam van Jezus
en hij is niet bestand tegen leven in de Naam van Jezus.

We hebben een enorme kracht.
Als we voor elkaar kiezen in nederigheid
kan God zijn werk doen
krijgt de duivel geen kans

Aan de maaltijd hebben we de gelegenheid
om een goed begin te maken.